Rekenkameronderzoek Graaf Wichman,
Bijdrage van Gerrit Pas, fractievoorzitter GroenLinks tijdens de behandeling van het rekenkameronderzoek in de raadscommissie abez op 15 februari 2007
Inleiding
Mijn fractie heeft met belangstelling uitgekeken naar de resultaten van het eerste onderzoek van de rekenkamercommissie.
Als een bestuursorgaan haar eigen handelen onderzoekt en als een zaak onderzocht wordt waar je als raadslid vanaf het begin bij betrokken bent geweest, dan ben je benieuwd naar de uitkomsten. Met in het achterhoofd natuurlijk vragen als:
wat is goed gegaan, en wat niet; zijn we kritisch genoeg geweest, als raad en natuurlijk ook als fractie? En: welke lessen moeten we hieruit trekken?
Compliment en kritiek op onderzoek
Laat ik beginnen met een compliment: het rapport geeft een glasheldere analyse van het proces, met name de financiele aspecten. De gang van zaken wordt nauwkeurig gefileerd.
Tegelijk mis ik – mede doordat ik er deelgenoot van ben geweest – een beschrijving van de politiek en maatschappelijke verhoudingen in die tijd.
Er bestond bijvoorbeeld bij een meerderheid in de raad de wens om op de centrale lokatie voor het gemeentehuis iets te ontwikkelen: voorzieningen die er niet waren, en die als een aanwinst voor Huizen werden gezien. Het Oude Havengebied was toen nog een afgelegen bedrijventerrein, en 3in1 geen aantrekkelijk theater in woonomgeving….
Het bijeenbrengen van bepaalde voorzieningen zag men als meerwaarde (ze zouden elkaar versterken).
De verhoudingen in de raad speelden daarbij een rol (welke fracties wilden wat, welke niets); en die verhoudingen verklaren mede waarom bepaalde kritiek niet echt kon overtuigen.
Ook de IRT-affaire speelde voortdurend op de achtergrond mee.
De brief van de fractievoorzitter van het CDA waarin hij vraagt om de disco uit het plan te halen (het rapport maakt daar melding van), had alles te maken met de naderende verkiezingen en de electorale belangen van het CDA. Kosten voor de gemeente: 3 ton.
Ik mis een en ander omdat dit mede kan verklaren waarom het zo gelopen is.
Ook de titel van het onderzoeksrapport Waarom moeilijk doen als het makkelijk (en vooral snel) kan is weliswaar een lekkere kop, maar dekt de lading niet: zo gemakkelijk ging het allemaal niet. Ook de herhaling van het citaat suggereert dat de raadsleden sullen waren, die alles kritiekloos slikten.
Ik heb gelukkig nog het dossier uit die tijd en een en ander doorgenomen in verband met het onderzoek. De raad is bepaald niet kritiekloos geweest.
Er bestond in die tijd wél het beeld dat Huizen voor investeerders niet echt interessant was, gelet op de eerdere mislukte plannen om hier vermaakfuncties te realiseren. In die situatie werd in juni ‘95 - vlak voor de zomervakantie - gezegd ‘laat Van Eijl maar drie maanden zijn plan uitwerken’, voordat we weer andere ontwikkelaars benaderen. In die situatie werd het bewuste citaat gebruikt.
Door het college werd Van Eijl als de laatste kans gezien – het rapport vermeldt dit ook - om de locatie voor het gemeentehuis met uitgaansvoorzieningen in te vullen. Zo werd het gepresenteerd en zo werd et ook ervaren. Tegelijk werd gezegd: exclusiviteit geeft meer zekerheid aan potentiele financiers en aan potentiele exploitanten (factoren waarop eerdere plannen waren gestrand).
Vraag: Wellicht kan de voorzitter op deze kanttekeningen ingaan?
Waar ik me in hoge mate over verbaas, is dat het gemeentelijke dossier Graaf Wichman niet compleet is. Dat is heel wonderlijk omdat het dossier nog steeds niet is afgesloten (zie de servicekosten, de revitalisering etc).
Vraag aan de rekenkamercommissie:
- Welke verklaring heeft u hier voor?
- Kan hier informatie bij zitten die duidt op niet juist handelen van de zijde van de gemeente (dat vraagt iedereen zich af die dit leest)?
Een andere vraag hierbij: Waarom zijn de gespreksverslagen niet openbaar? Zijn we niet gebaad bij maximale openheid?
Deze kanttekeningen en vragen doen verder niets af aan de helderheid van de bevindingen die voor ons liggen en aan de conclusies die hieruit te trekken zijn.
Ik wil ingaan op een aantal essentiele uitkomsten.
Verwijt: Onvolledige informatie aan de raad
De raad is steeds uitvoerig geïnformeerd via regelmatige voortgangsrapportages (veel stukken in besloten commissievergaderingen), waarbij de raad in stappen akkoord is gegaan. Ik heb dat aan de commissie verklaard en u kunt het ook lezen op pag. 27.
We kregen als raad veel informatie, maar – en dat was voor mij nieuw - uit het verslag komt naar voren dat het college tegelijk de raad ook veel essentiele informatie heeft onthouden, bijvoorbeeld:
- Het juridische advies om een selectie te maken uit meerdere partijen (wat niet werd opgevolgd);
- Hetzelfde geldt voor het negeren van adviezen bij de Voorwaardelijke Grondaanbieding.
- De raad wordt ook niet geïnformeerd over de hoge kosten van de inrichting van de bibliotheek (fl 1,2 miljoen in plaats van de aanvankelijke fl 2 ton), terwijl in de commissie steeds over het programma van eisen werd gesproken.
De rekenkamercommissie stelt ook diverse malen dat het college te gemakkelijk juridische adviezen naast zich neer heeft gelegd, soms extern advies niet heeft gevraagd (bijv. mbt grondtaxatie), en te vaak gewoon de opvattingen en adviezen van Van Eijl heeft overgenomen. En dat daarmee de onderhandelingspositie van de gemeente bepaald niet versterkt heeft.
Had men bijvoorbeeld het juridisch advies overgenomen om een voorbehoud op te nemen (sluitingstijd) in de Voorwaardelijke Grondaanbieding, dan was planschadevergoeding voorkomen.
Dat zijn ernstige verwijten aan het toenmalige college.
Veel info tot de besluitvorming in 1998
Raadsleden krijgen veel informatie maar tegelijk is dit een selectie, zo blijkt. Dit is altijd zo. Het rapport maakt duidelijk, hoe weinig zicht raadsleden hebben op wat er in het gemeentehuis gebeurt, en de risico’s die hieraan kleven.
Ook de hele afwikkeling van de servicekosten die 4,5 jaar duurt, blijft grotendeels buiten beeld van de raad. Mijn eigen dossier houdt in feite ook op na de besluitvorming in april 1998, en krijgt pas weer aanvulling door het referendum.
Verwijt: slechte afhandeling servicekosten
Bij de afhandeling van de servicekosten plaatst de rekenkamercommissie kritische kanttekeningen. Ze stelt dat de gemeente hier sneller een overeenkomst had kunnen sluiten.
GroenLinks vindt het van de gekke dat er na 5 jaar een overeenkomst ligt, maar dat er ook nu nog voor een aantal ruimten (biblioteek, de Beurs/CWI) wordt betaald voor diensten waarvan geen gebruik wordt gemaakt. Ik neem aan dat iedereen die mening is toegedaan?
Je vraagt je af hoe zo’n contract überhaupt tot stand kan komen?
Dat zet toch vraagtekens bij de onderhandelaars die de gemeente het veld in stuurt!
De conclusie van de commissie luidt: door de reactieve rol van de gemeente is er veel uitgegeven aan het plan (p. 30). Lees: teveel.
Mijn fractie onderschrijft de conclusies van het rapport.
En de aanbeveling om de serviceovereenkomst open te breken.
Welke lessen kunnen we trekken?
Laat ik beginnen met een eerste les naar aanleiding van dit dossier.
Mevrouw Dierick (de CDA-wethouder, die leuke dingen wilde realiseren voor Huizen) en collega-wethouder Meijdam (van de VVD die vooral niets wilde, lage lasten stonden altijd voorop), die combinatie vormde tot 1998 het onderhandelingsteam met Van Eijl.
Voor mijn fractie leek die combinatie een garantie voor realisering van een multifunctioneel centrum, waarbij tegelijk op de kleintjes werd gelet.
Achteraf moeten we concluderen dat Huizen een voorziening rijker is geworden.
maar dat dit rapport het VVD-imago ‘goede voorzieningen, lage lasten’ volledig aan flarden schiet.
Andere lessen.
Het onderzoek heeft betrekking op één dossier, maar dat dossier staat niet op zichzelf.
Mij bekroop bij lezing het gevoel dat de gemeente niet is opgewassen tegen commerciële haaien als Van Eijl.
Ik gebruik hier bewust de term ‘haai’, want ik vind het stijlloos dat hij het werk van de rekenkamercommissie saboteert en huurders intimideert.
Achteraf hadden we met hem natuurlijk nooit zaken moeten doen, maar het enige dat we indertijd van de man wisten was dat hij eigenaar was van Gooiland, wilde investeren in Huizen, en lid was van het CDA. En die laatste club is geen criminele vereniging…
Ook de vergelijking met andere projecten dringt zich op: Oude Haven, Lucent…
Ook bij deze ontwikkelingen heeft de gemeente zich afhankelijk gemaakt van één ontwikkelaar, en ging een raadsmeerderheid (inclusief GroenLinks) steeds mee met voorstellen, weliswaar na veel morren en de nodige kritiek, maar toch…
Die meegaandheid heeft alles te maken met een raadsbrede wens iets fraais te willen realiseren, en de dreiging – geuit door het college - dat ontwikkelaars zullen afhaken als het collegevoorstel niet wordt geaccepteerd. En daarvoor wil geen fractie natuurlijk verantwoordelijk zijn. Zo ontstaat een urgentiestemming!
Dat zie je terug in het dossier Oude Haven. Stap voor stap krijgt zo’n dossier een eigen dynamiek (zonder dat altijd alles helder is). De gemeente heeft altijd de regierol, maar vaart uiteindelijk op het kompas van de ontwikkelaars.
De bestuurscultuur in Huizen speelt hier een rol: risicomijdend gedrag, de opvatting ‘de gemeente is geen makelaar’, we hebben niet de know how in huis - kortom het ontbreken van een gemeentelijk vastgoedbeleid en een actieve grondpolitiek.
GroenLinks steunt van harte de aanbevelingen die de rekenkamercommissie hierover doet.
Ook in dossiers als de Oude Haven krijgt de raad veel informatie, heel veel informatie zelfs, zonodig over de exacte plek van de toiletten in de haven. Criteria om die informatie te beoordelen worden amper gegeven. Projectplannen doen er niet toe.
Bij de Oude Haven werd letterlijk door het vorige college gezegd: ‘Daar kunnen we niet mee werken’.
De raad dwong met een motie van GroenLinks/D66 een projectplan af, maar na talloze varianten ligt er nog steeds geen definitief projectplan.
Je zou er de moed bijna van opgeven….
In het Lucent-dossier werd door de raad wel een projectplan vastgesteld, maar week het college hiervan bewust af zonder de raad te informeren - onder druk van de eigenaar/ontwikkelaar.
Hoewel sommige bestuurders en ambtenaren kennelijk goed gedijen in een cultuur, waarbij al werkende weg aan de raad voorstellen worden gedaan, leidt dit bepaald niet tot de door iedereen bepleite transparantie. In feite wordt het raadsleden onmogelijk gemaakt om hun controlerende functie te vervullen. Vaak – en ik spreek voor mijn eigen fractie – hebben wij het gevoel dat we er geen vinger achter krijgen. En vragen we ons soms af wiens belangen worden behartigd.
De slotzin van de rapportage van de rekenkamercommissie luidt:
Een goede projectorganisatie, een duidelijk projectplan, goede communicatie en een zakelijke/commerciële instelling zijn bij elke ontwikkeling van groot belang.
Die aanbevelingen ondersteunt GroenLinks van harte.
Maar ik wil hier nog iets aan toevoegen, en hierover graag de mening van de rekenkamercommissie vernemen.
Bij het uitgaanscentrum, maar ook bij de andere genoemde dossiers, gaat het om complexe zaken, met veel belanghebbende partijen.
- Dat stelt eisen aan de informatie aan de raad, nadat doel en randvoorwaarden voor de ontwikkeling zijn vastgesteld.
Die informatie moet niet veel zijn, maar vooral goed: dus geen diarree aan nota’s die niet te behappen zijn, maar informatie die essentieel is voor de besluitvorming (zie ook pag 29.
Ik wil niet als een accountant alle tabellen moeten controleren, ik wil als raadslid in een collegevoorstel geen nota van 100 pagina’s moeten lezen, zoals ook nu weer bij de stukken zit.
Dat is niet te behappen. Erger: het voegt zelden iets toe, behalve veel papier.
Vraag: aan welke eisen moet informatie aan de raad voldoen (moet bijvoorbeeld niet steeds vermeld worden welke adviezen zijn ingewonnen en wat hiermee is gedaan)?
- De complexe dossiers stellen ook eisen aan de ambtelijke capaciteit.
Er lijkt bijna sprake van een onvermogen van de gehele organisatie om met mensen als Van Eijl om te gaan.
Dat betekent dat voor dit soort projecten vaker externe projectleiders in dienst genomen moeten worden. GroenLinks heeft dit al eerder bij de begrotingsbehandeling bepleit voor het Oude Haven-project.
Het college was het daar niet mee eens, maar de praktijk wijst uit dat we die kwaliteiten niet in huis hebben en dat het de gemeente geld kan opleveren als we die wel in huis halen.
Vraag aan de rekeningcommissie: deelt u deze suggesties?
Ten slotte
Het college onthoudt zich van een reactie op de conclusies van het onderzoek. Haar argumentatie: het inzicht ontbreekt of dit in de omstandigheden van toen destijds ook anders had gekund, noch heeft zij behoefte te treden in de beweegreden van het toenmalige gemeentebestuur.
Ik begrijp die redenatie niet.
Zonder de poppetjes te noemen, en met alle respect voor de intenties die vorige bestuurders hadden, kun je nu best kritiek hebben op de indertijd gevolgde procedure, zelfkritiek. Zeker als het college de aanbevelingen wél overneemt - aanbevelingen die nota bene zijn gebaseerd op de bevindingen van de rekenkamercommissie.
Dit afstand bewaren komt bij ons nu over als een poging om de politieke schade te beperken.
Ook weer vlak voor de verkiezingen…